Vanuit zijn paviljoentjalk in Amsterdam reist fotograaf Kadir van Lohuizen (55) de wereld over om de wereldproblematiek vast te leggen. Maar wel op zijn manier.

Tekst Corine Nijenhuis Foto’s Kadir van Lohuizen

Wie bij de paviljoentjalk Verwachting aan boord gaat, moet kunnen balanceren. De loopplank is smal als een vloerdeel, tussen kade en scheepskop glanst donker water als een dierenoog. Het gangboord is nauw, de roefdeur laag. Maar in het ruim ratelt de koffiebonenmolen en ruikt het naar lelies. Dit is het huis van fotograaf Kadir van Lohuizen. Dat wil zeggen: gedurende de vijf maanden dat hij niet op reis is.

De tafel ligt vol. Boeken, kranten, magazines, een laptop; de wijde wereld vertegenwoordigd in tekst en beeld. De wereld van een man die, zoals hij het zelf noemt, visuele onderzoeksjournalistiek bedrijft. Dat doet hij succesvol: hij won onder meer een Zilveren Camera en drie keer een World Press Photo Award. De laatste voor het project ‘Wasteland’, waarvoor hij de afvalstromen in zes wereldsteden fotografeerde. Kadir toont graag een andere visie op de wereldproblematiek. Op zíjn camera geen nieuwsfotografie. Integendeel: ‘Als een belangrijk onderwerp geen aandacht meer krijgt, vind ik het nodig er een verhaal over te maken.’

Zijn reportages zijn uiteenlopend van onderwerp, maar beginnen altijd hetzelfde: met de waarom-vraag. Het project ‘Diamond Matters’ uit 2005 is een sprekend voorbeeld. Om de conflictsituaties in Afrika te begrijpen, zocht Kadir uit hoe die gefinancierd werden. Het resulteerde in een project over de handel en wandel van de diamant, van de mijnen in Afrika tot de markt in Europa en de VS. Daarin wordt fijntjes duidelijk gemaakt wat de link is tussen conflict en diamanthandel, en dat wij, consumenten, medeverantwoordelijk zijn.

Kadir van Lohuizen

Voor zijn project ‘Wasteland’ fotografeerde Kadir de afvalstromen in zes wereldsteden. Deze foto is genomen in Jakarta.

Rollebollend door de kuip

Dat Kadir fotograaf zou worden, was te verwachten. Hij was nog maar een jongen toen hij thuis al een doka in de kast timmerde. Maar er was een tweede passie. Water. Kadir leerde zeilen bij de zeeverkenners, al bleef hij er niet lang. Hij werd weggestuurd omdat hij eerst de vlag en vervolgens zijn uniform in brand stak: ‘Ik was nogal recalcitrant.’ Samen met zijn broer kocht hij een zeilboot. Ze gingen wedstrijdzeilen. Beiden waren even talentvol – ze brachten het tot het Nederlands kampioenschap. En beiden waren even eigenwijs: ‘We verspeelden dat kampioenschap doordat we rollebollend door de kuip gingen. We werden het nooit eens over de tactiek.’

Zijn broer ging naar de zeevaartschool. Kadir wilde hetzelfde, maar was slecht in wiskunde. Dus deed hij toelating op de fotovakschool. Hij werd afgewezen. ‘Met vlag en wimpel. Niet alleen op kwaliteit, maar ook op motivatie.’ Dat laatste lag vermoedelijk aan zijn antwoord op de vraag wat hij zou gaan doen bij afwijzing: ‘“Nou, gewoon,” zei ik. “Iets anders.”’ Hij probeerde van alles. Zat een blauwe maandag op de pedagogische en sociale academie. Overwoog een studie politicologie. En ging uiteindelijk de chartervaart in. Eerst als maat, daarna als schipper. Dat was leuk tot de tijdgeest de mentaliteit van de gasten veranderde. ‘Als je de biervaatjes aan boord zag rollen, dan wist je hoe laat het was.’ Hij stopte zijn camera in een tas en stapte op de trein naar China.

Zwervend bestaan

De reis naar China bleek de opmaat van Kadirs carrière. In het nauwelijks toegankelijke Tibet schoot hij de foto’s die zijn eerste, kleine, tentoonstelling zouden vormen. In Manilla, een tussenstop op weg naar huis, maakte hij een reportage over de revolutie die er juist losbarstte. Dat werd zijn eerste betaalde publicatie – en zijn eerste ervaring met de macht van de camera: ‘Dat je met foto’s verhalen vertellen kunt.’ Na het uitbreken van de eerste intifada vertrok hij naar Israël en Palestina. Om in beeld uit te zoeken wie de Palestijnen waren en hoe Israël een staat gesticht had in een volgens hen leeg land.

Zijn werkwijze heeft consequenties voor zijn leven. ‘Je moet voor jezelf een niche vinden. Ik zag al vroeg dat dit alleen kon als mijn lasten laag waren.’ Die beperking bleek zijn voordeel. In 1995 kocht hij geen huis, maar een schip: de paviljoentjalk Verwachting, waarmee hij ook kan zeilen. Essentieel, want voor een zwerver als Kadir is een vastliggend schip geen optie. Maar langzaamaan groeide hij de kleine tjalk uit, en de zoektocht naar een ander schip verliep moeizaam. Het moest getuigd zijn en de mogelijkheid bieden om klimaatneutraal te worden.

Met zijn paviljoentjalk Verwachting kan Kadir ook zeilen.

Nieuwbouw bleek de oplossing. Nu ligt er een casco op scheepswerf Helldörfer in Arnhem – een replica van de Groninger tjalk Voorwaarts, een zusterschip van de Verwachting. Deze maand gaat het te water, om in Amsterdam te worden afgebouwd. Kadir wilde een elektrische voortstuwing, maar dat blijkt vooralsnog onhaalbaar; te duur en te complex vanwege de grote accuopslag die daarvoor nodig is. Nu wordt het schip hybride – de schroefas werkt op een elektromotor die gevoed wordt door de nieuwe dieselmotor. Daarmee kan zes uur gevaren worden. Er komen zonnepanelen op de tjalk, en een luchtwarmtepomp. ‘Ik kan nog niet helemaal off-grid, maar ik kom een heel eind.’

Onder water

Dat zijn schip bijna klimaatneutraal wordt, is belangrijk. Kadirs werk gaat steeds vaker over klimaatverandering. In de serie ‘Where will we go?’ fotografeerde hij de gevolgen van de zeespiegelstijging. Momenteel werkt hij in opdracht van de NTR aan een televisieserie over hetzelfde onderwerp. Daarin wordt ook Nederland bekeken. Kadir is niet optimistisch: ‘Nederlanders denken dat het hun niet gaat overkomen. Maar het is slechts uitstel van executie.’ Amsterdam, Kadirs woonplaats, zal onder water gaan. ‘Dan hoef ik de mast niet meer te strijken om onder de brug door te kunnen – ik vaar er gewoon overheen.’

Toch heeft hij een grotere vrees dan die voor het oprijzende water. En die betreft zijn werkethiek. Voor Kadir geldt één gouden regel: als fotograaf moet je verbijsterd, verbaasd, verwonderd zijn. ‘Mijn werkelijke angst is dat ik mijn verwondering verlies. Want als dat gebeurt, dan houdt het wel zo’n beetje op.’