Deze column verscheen in VLOT 41 – september 2021.

In zijn werk ziet advocaat en VLOT-columnist Barry Meruma vaak langslepende conflicten tussen woonbooteigenaren en de overheid. Zonde, vindt hij, want het kan ook anders. Maar dan moeten beide partijen dat wél willen.

Je leest het goed: in de kop van deze column staat het woordje ‘of’. Dat is niet zonder reden. In mijn kantoorpraktijk komt regelmatig de vraag voorbij: leveren we strijd, of gaan we voor een oplossing? De vraag wordt dus geformuleerd als tegenstelling. Toch heb ik bewust geen vraagteken achter deze kop gezet.

In mijn columns schreef ik al eens over de geschiedenis van woonboten in Nederland. Nog even samengevat: na de oorlog was er in ons land grote woningnood. Mede doordat er geen goede regels waren en het lokale overheidsbeleid niet voldoende duidelijk was, kozen mensen voor een leven op het water. Van water hebben we in Nederland immers genoeg!

Vanaf de jaren tachtig werd waterwonen voor steeds meer woonboten legaal, en sinds 2014 zijn niet-varende woonboten ‘drijvende bouwwerken’ met een verplichte omgevingsvergunning. Ligplaatsen zijn tegenwoordig vaak duidelijker vastgelegd in bestemmingsplannen, er komt betere huurbescherming – en zo wordt het verschil met wonen op de wal wettelijk steeds kleiner. Waterwonen krijgt een vergelijkbare juridische en financiële positie – en dat zorgt voor rust. Vooruit, we zijn er nog niet, maar dit is absoluut een positieve ontwikkeling.

Losse eindjes

Dat neemt niet weg dat overal in het land nog woonboten liggen waarvan de situatie nog altijd onduidelijk is – om uiteenlopende redenen. De losse eindjes, zeg maar. Overheden blijken heel verschillend om te gaan met hun maatschappelijke erfenis. En dan ligt een trieste juridische strijd op de loer. Regelmatig kom ik situaties tegen waarin overheden dreigen met gedwongen ontruiming van huis, haard en hypotheek, terwijl woonbooteigenaren hun bestaande rechten claimen.

Effectieve rechtsbescherming is ingewikkeld en duur, maar kan een noodzakelijke reddingsboei zijn – of een onvermijdelijke reactie op juridische acties van de overheid. Met een dure term noemen we dat ‘het juridificeren van een maatschappelijk probleem’: de overheid dwingt de zaak naar de rechter met een gedwongen ontruiming van de ligplaats en oever, door een handhavingsbesluit of dagvaarding te sturen. De woonbooteigenaar is dan altijd de zwakke partij. Van gelijkwaardigheid en een respectvolle, wederzijdse belangenafweging is dan nauwelijks nog sprake.

Historisch ontstane ligplaatssituaties waarvoor men een oplossing zoekt, vragen om een aanpak op basis van gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid en woonbooteigenaar. Zulke situaties zijn immers ontstaan in een tijd waarin zaken nog niet goed geregeld waren.

Onlangs hoorde ik een ambtenaar in het oosten van het land spontaan zeggen dat woonboten vroeger overal maar zo’n beetje zijn gaan liggen – en eigenlijk nergens recht op hebben. Daar schrik ik toch van. Bij het Rijk, de waterschappen en gemeenten heerst op sommige plekken nog duidelijk een negatief sentiment. Maar zo’n houding is niet gebaseerd op de werkelijkheid. Het bestempelt een woonbooteigenaar tot ‘overtreder’ en legt het probleem helemaal bij hem. Het gevolg is dan al snel: slikken of stikken

Constructieve flow

Onze overheid heeft allerlei middelen in handen om – samen met woonbooteigenaren – tot een oplossing te komen: waterwonen op een bepaalde plek legaliseren, eigenaren netjes uitkopen als er geen andere oplossing is, of een heldere erfpacht- of huurovereenkomst opstellen. Ook kan men financiële regelingen treffen voor compensatie van kosten en (ingroei van) woonlastenverzwaring, de woonboot verplaatsen naar een andere acceptabele plek of bijvoorbeeld een ‘uitsterfregeling’ afspreken op de bestaande ligplaats.

Bij zo’n oplossingsgerichte aanpak is het essentieel dat er respectvol en gelijkwaardig overleg is. Dat beide partijen écht naar elkaar luisteren, dat uitvoerende ambtenaren geen druk proberen te zetten en dat men samen aan tafel gaat om creatieve oplossingen te verzinnen – op basis van een serieuze belangenafweging. Bovendien is het belangrijk dat ambtenaren eerlijk het gesprek aangaan. Dat wil zeggen: met voldoende bestuurlijk mandaat én met ambtelijk begrip voor de persoonlijke situatie en behoeften van de woonbooteigenaar. Kortom: dat ze inderdaad écht de intentie hebben om tot een oplossing te komen. Dán krijg je een positieve, constructieve flow.

Epicentrum

Dat er wat dat betreft nog een wereld te winnen is, blijkt uit een kritisch rapport van de Ombudsman Metropool Amsterdam, dat onlangs verscheen. Met een voorbeeld uit Amsterdam – het epicentrum van de woonbotenwereld – en dat niet op zichzelf staat. De gemeente wil een woonboot verplaatsen, maar al jaren lukt het de eigenaar van die ark niet om duidelijkheid te krijgen over haar recht op een vervangende ligplaats. De Ombudsman schrijft dat de gemeente ‘in strijd met de behoorlijkheidsnormen’ handelt, en jarenlang niet heeft opengestaan voor een inhoudelijk gesprek.

Een behoorlijke overheid, concludeert de Ombudsman, is een oplossingsgerichte overheid. Daar kan ik het alleen maar hardgrondig mee eens zijn. En vergeet niet: strijd kan ook nodig zijn om juridische zaken te verhelderen, in de aanloop naar een passende oplossing.

Verder lezen?

  • Het rapport van de Ombudsman is openbaar. Je kunt het hier downloaden.
  • Lees ook een nieuwsbericht over het rapport van de Ombudsman.
  • Bekijk een reportage van televisiezender AT5 over de problemen in Amsterdam: ‘We worden geacht in lucht op te lossen’