Dit is het scheepsjournaal van Corine Nijenhuis; ruimtelijk vormgever, schrijver en blogger. Ze kocht met haar vriend een vrachtschip ‘uit het werk’: de Henriëtte, een stalen klipper uit 1901. Ze verbouwden haar tot varend woonschip en gaven haar haar doopnaam terug: Alfons Marie.

Tekst: Corine Nijenhuis

Als een wijzende vinger steekt-ie de hemel in. Dat alle zegen van boven komt, wil-ie maar zeggen, de megalomaan hoge zuil die het einde van de waterweg markeert. Of die van de grote nedergang, zo u wilt. Dat is te hopen, dat van die zege. Want het kunstwerk dat Alfons Marie 68 meter omlaag moet helpen, staat vermeld in de rij van Grote Nutteloze Werken, ook wel Grands Travaux Inutiles genoemd. Geen kinderachtig rijtje. ’t Mag als verdienste gelden in één adem genoemd te worden met een stuk of wat onafgebouwde kerncentrales, een half aangelegde poolcirkelspoorlijn, een stel volledig voltooide maar lege luchthavens, een verweesde snelweg en een brug zonder aansluiting.

Ontschepen in de hemel

Het woord ‘groot’ klinkt steekhoudend bij het zien van de hellingbaan die als een betonnen gletsjer stilzwijgend het dal in stroomt. Het woord ‘nutteloos’ krijgt een andere lading bij een waterleemte van 1400 meter. Dan voelt een waterbak op rails om een schip mee te transporteren als manna uit de hemel. Het hellend vlak van Ronquières. Alfons Marien snuift wantrouwend.

Alfons Marie na sluis

Niet dat ze onervaren is met Grote Nutteloze Werken. Nog geen week terug verhief ze zich per schepenlift. Inschepen in de wereld, ontschepen in de hemel. De 73 meter daartussen werd doodstil liggend afgelegd. In die waterbak dus.

Rechtstandig de lucht in. Alleen de kabels die de bak omhoogtrokken bewogen. Piepend gezang in een betonnen kathedraal. Omlaagzakkend landschap als een trage natuurfilm. Een smalle streep licht ver boven ons: de uitgang. Geknars toen de deur opende, het achterliggend landschap lonkend wijds en leeg. Zoals je je de hemel voorstelt. Wij waren de enigen die er arriveerden. Alfons Marie spon van genoegen.

Klotsend in de badkuip

Nu moeten we omlaag. Als enigen, alweer. Grands Travaux Inutiles, je ziet het de hellend-vlak-meester denken. Hij is een Waal. Hij gebaart ons de waterbak in. Steekt vier vingers op, waarmee hij het verplichte aantal lijnen bedoelt om ons schip mee vast te leggen. Daarna beginnen de raderen te draaien. Komt het contragewicht in beweging. Klotst het water in de badkuip waarin Alfons Marie dobbert als een uit de kluiten gegroeide badeend. We glijden de hellingbaan af. Een halfuur duurt de drijvende treinrit over de rails die schitteren in fel zonlicht.

Alfons Marie glijdt majestueus door een helgroen stoffig bos. Eekhoorns kijken mij verwonderd aan. Ik kijk verwonderd terug en zoek een woord voor deze ongebruikelijke manier van reizen per schip. Ik heb het niet gevonden wanneer de waterbak zich aan het kanaal hecht. Wij starten de motor, Alfons Marie gromt als een gekooid dier, blij om vrij te komen.

Een magisch schouwspel

Na twee dagen keren we terug naar het hellend vlak. Het regent. Er liggen drie vrachtschepen te wachten, te groot om een ander naast zich in de waterbak te dulden. We wachten drie uur totdat we aan de beurt zijn. De hellend-vlak-meester draagt een gele regenjas; zijn humeur druilt, net als het bos, waar de bomen verkleurd zijn naar donkergrauw. Op de helling is het doodstil. De eekhoorns houden zich verscholen. Dan breekt de zon door. Damp slaat van de bomen, Alfons Marie schittert in een mist van zilveren druppels. Bovenaan de helling ontvouwt zich een magisch schouwspel. Een nevellandschap badend in oranje licht, geurend naar gras, de lucht vol tinkelend vogelgejuich.

Opeens weet ik het woord dat ik zocht voor deze ongebruikelijke manier van reizen per schip: hemelvaart.

Corine heeft een biografie geschreven over het schip: Een vrouw van staal. www.corinenijenhuis.com